Armoede onder zzp’ers voorkomen? Werken met sectorale minimumtarieven in plaats van een uniform VBAR uurtarief.

Den Haag, 17 december 2025. Tekst en fotografie: Wilmar Dik
In het vandaag gepubliceerde onderzoek “Leven in armoede” van het CBS staat:” Zelfstandigen met personeel (zzp’ers) zijn met 4,4 procent ruim 2 keer zo vaak arm als werknemers en zelfstandigen met personeel (zmp’ers). Ook langdurige armoede komt onder zzp’ers meer voor dan onder werknemers en zmp’ers. In de cultuur, recreatie en overige dienstverlening is de armoede bij alle drie de groepen werkenden relatief groot. Op nu.nl lees ik dat zelfstandigen het meeste geld te kort komen. Hier schrijf ik al lang over, fijn dat er nu onderzoek is die dit aantoont.
De discussie over ZZP-tarieven is van belang voor diverse partijen. Tarieven spelen een rol bij de beoordeling van schijnzelfstandigheid en de handhaving door de overheid. Maar voor zelfstandigen zijn ze belangrijk om te zorgen voor een inkomen waar je van rond kan komen. Kun jij dat als zzp’er goed? Dan werk je waarschijnlijk in een sector waar tarieven door jou zelf bepaald kunnen worden. Zoals het zou moeten.
Helaas zijn er ook sectoren waar je niet zelf je tarieven kan bepalen. En dat zorgt nog wel eens voor armoede. En voor risico’s die je als freelancer liever niet wil.
Armoede onder zzp’ers voorkomen?
Ik denk dat armere zzp’ers vaker werken voor te lagere tarieven die door opdrachtgevers worden opgelegd. Er is een goed middel om dat te voorkomen: een ondergrens. Dat werkt voor mensen in loondienst ook goed. Voor zzp’ers bestaat dit ook al, maar werkt nauwelijks, omdat het één uniform bedrag is. Handhaven op schijnzelfstandigheid met één VBAR-tarief van €37 per uur doet geen recht aan de enorme diversiteit binnen de zzp-markt. Wie die verschillen negeert, mist het doel. Juist daarom kunnen sectorale minimumtarieven een effectief instrument zijn om armoede onder zelfstandigen te voorkomen.
De realiteit van sectoren
De werkelijkheid wijkt wel eens af van de generieke norm wat nu de standaard is in de VBAR. Dit is de basis van het VBAR bedrag:

De percentages waarvan deze berekening uitgaat zijn lang niet altijd correct. Want elke sector heeft zijn eigen declarabele uren. Die zijn afhankelijk van je beroep als zelfstandige en variëren van 550 tot ongeveer 1200 uren per jaar. Stel je voor dat je fulltime werkt als freelancer en bijvoorbeeld 900 uur declarabel bent. Doe je dat werkt voor 37 euro per uur dan haal je een bruto omzet van 33.300. Als je daar 30% aan kosten en belastingen afhaalt dan heb je netto per maand minder dan 1950,-. Ver beneden het minimumloon.
Het bedrag dat je kosten voor arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) en pensioenopbouw ontvangt is volgens deze berekening dan 900 x €4,32 = 3888,- per jaar. Nog geen 4000 euro voor een AOV en pensioen op jaar basis? In loondienst is op basis van een modaal inkomen een dergelijk bedrag vaak al de jaarlijkse pensioen inleg.
Het bedrag dat je voor niet aan opdracht toerekenbare kosten calculeert (15 % opslag) is dan 900 x 2,59 = € 2331,- per jaar. Als je thuis online werkt met een laptop en telefoon dan geloof ik wel dat je met dat soort kosten uitkomt. Maar er zijn ook beroepen die serieuze investeringen moeten doen. Dan ga je het lang niet redden met een dergelijk percentage aan bedrijfskosten.
Grootste misverstand: vaste declarabele uren
De correctie in verband met niet declarabele uren is 0,5. Dat gaat er dus vanuit dat je voor 66,6% van je tijd declarabel bent. Dit is het grootste misverstand van de hele berekening. Want elk beroep kent zijn eigen declarabiliteit en die is erg belangrijk voor het bepalen van een tarief. Een fulltime werknemer in loondienst (afhankelijk van de cao) werkt gemiddeld ongeveer 1.700-1850 uur per jaar, exclusief ziekte en scholing. Als een zzp’er 66% declarabel is dan heb je het dus over 1150 – 1200 uur per jaar, rond de 26 declarabele uren per week.
Er zijn zzp’ers die dat soort uren niet halen. Dit zijn wat voorbeelden die in het KNAB tarieven boekje staan: artiest 21, arts 24, coach/trainer 19, copywriter 22, docent 21, event manager 24, fotograaf 18, masseur 19, muzikant 19, pedicure 23, therapeut 20, tolk/vertaler 21, videomaker 24.
Al deze beroepen hebben veel last van leegloop. Als ondernemer moet je daar rekening mee houden. Dan is het extra vreemd dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, via Platform ACCT, daar geen rekening mee wil houden in tariefberekeningen. Platform ACCT zegt te werken vanuit een onafhankelijke en objectieve invalshoek. Dan zou het toch normaal moeten zijn dat er naar realistische declarabele uren wordt gekeken voor een tariefberekening? Want dat is waar een ondernemer mee te maken heeft. Daar schreef ik onlangs dit over: Leegloop hoort bij ondernemen en in een tariefberekening.
VBAR handhavingstarief houd geen rekening met de realiteit
Het uurtarief voor het rechtsvermoeden is alleen realistisch wanneer iemand minimaal zo’n 26 declarabele uren per week kan maken én lage bedrijfskosten heeft. Het idee om een uurtarief te gebruiken als criterium voor het rechtsvermoeden is op zichzelf okay, maar de onderliggende variabelen moeten per sector kunnen worden aangepast om tot correcte minimale tarieven te komen.
In een aantal markten kampen professionals structureel met lage aantallen declarabele uren en hogere dan gemiddelde bedrijfskosten. Tegelijk weten bedrijven én de overheid al jaren dat het inhuren van zzp’ers vaak goedkoper is, waardoor sommige beroepen vrijwel volledig uit loondienst zijn verdwenen. Dat je dan alleen een vergelijking mag maken door alle factoren 100% gelijkwaardig mee te nemen schreef ik eerder al op Villamedia en op deze site: Een freelance beroep vergelijken met een cao via rekentools.
Oproep tot Maatwerk
In 2020 kwam de Commissie-Borstlap al met het idee voor minimumtarieven in bepaalde sectoren. Het idee van minimumtarieven ligt al sinds de commissie Borstlap met het rapport “In wat voor land willen wij werken” op tafel.
De vraag is nu hoe je die tarieven realistisch en sectorspecifiek vormgeeft. Want met 1 handhavingstarief voor alle soorten zzp werk ga je niet voorkomen dat werken voor iedereen loont. Dat probleem is al 5 jaar geleden geconstateerd door de Commissie-Borstlap, maar tot op heden is er geen oplossing bedacht. Maatwerk is nog altijd niet geïmplementeerd. En problemen in bepaalde markten zijn er nog steeds. In 2023 is de armoede onder zzp’ers zelfs weer gestegen.
In plaats van één generiek handhavingstarief, zijn sectorale minimumtarieven de meest logische en eerlijke oplossing voor de toekomst. Voor sectoren met aantoonbaar lage declarabele uren en hogere kostenstructuren, bieden minimumtarieven zekerheid en voordelen. Minimumtarieven zijn een ondergrens, net als een minimumloon. Daar wil je eigenlijk niet voor werken, maar geeft wel zekerheid dat je als zelfstandige niet wordt gedwongen om voor veel te lage tarieven te werken.
Een eerlijkere beloning kan zorgen dat een tarief is afgestemd op de werkelijke kosten en benodigde tijd van de professional. Ook kan het zorgen voor meer rechtszekerheid en duidelijke kaders voor zowel de ZZP’er als de opdrachtgever. Dan kan de overheid zich effectiever richten op de sectoren waar uitbuiting of schijnzelfstandigheid het meest voorkomen en andere sectoren met rust laten.
Door te kiezen voor maatwerk in tarieven, kunnen we zelfstandigen beschermen als die dat nodig hebben. Dan voorkom je armoede onder zzp’ers en kunnen we andere zelfstandigen die een prima omzet draaien voor gezonde tarieven met rust laten.
Wie is Wilmar Dik?

Dit artikel is een opinie van mij, beroepsfotograaf Wilmar Dik uit Den Haag. Ik ben sinds 2008 beroepsfotograaf en de laatste jaren ook cameraman. Ook schrijf ik over fotografie en ondernemen en zet ik mij in voor de belangen van fotografen en de belangen van freelancers in het algemeen. Bij de NVJ ben ik Vertegenwoordiger beleidsteam Werkvoorwaarden namens ledengroep NVF/Beeldmakers. Ook praat ik mee bij Platform Fotografie, een onderdeel van fairPACCT, een programma van Platform Arbeidsmarkt Culturele en Creatieve Toekomst (Platform ACCT).
Dit artikel mag (alleen in overleg met mij) worden overgenomen. Een herschreven kortere versie is overgenomen door Cultureelpersbureau.
