In 5 stappen naar een eerlijke en duurzame zzp-markt
De zzp-markt kent twee grote uitdagingen. De eerste draait om schijnzelfstandigheid. De tweede om lage inkomsten voor sommige zelfstandigen. Beide raken niet alleen de zzp’er zelf, maar ook de samenleving als geheel.
De Commissie Borstlap kwam in 2020 met een helder advies: zorg voor een minimum-inkomensbescherming, zodat werken altijd loont. Logisch, want de Nederlandse staat heeft de plicht ervoor te zorgen dat iedereen voldoende kan verdienen om van te leven. De kern van het probleem is dat werken voor zelfstandigen nog steeds niet altijd loont. En dat er nog steeds geen minimum-inkomensbescherming is, zoals de Commissie Borstlap vijf jaar geleden al adviseerde. En dat gaat in sommige sectoren ten koste van buffers die nodig zijn voor pensioen en verzekeringen.
Hoe kunnen we tot een eerlijke en duurzame oplossing komen? In dit opiniestuk neem ik je mee in de knelpunten en draag gelijk een oplossing aan. Zodat werken ook echt altijd loont en niet afhankelijk is van een sector waar je in werkt.
Dit artikel is overgenomen door Zipconomy en kun je dus ook hier lezen: https://www.zipconomy.nl/2025/11/in-5-stappen-naar-een-eerlijke-en-duurzame-zzp-markt/

Foto: Wilmar Dik
1. Schijnzelfstandigheid is een probleem voor de schatkist én de zzp’er
Schijnzelfstandigheid is hardnekkig. Mensen werken in de praktijk als werknemer, maar worden ingehuurd als zelfstandige. Voor de overheid betekent dat iets minder belastinginkomsten. En voor de betreffende zelfstandige (die werkt voor lage tarieven) is het financieel kwetsbaar werk. Meer over fiscale verschillen tussen zelfstandigen en werknemers. Wie als zzp’er werkt voor lage tarieven houdt na belasting, kosten en onbetaalde tijd vaak te weinig over. Ruimte voor pensioen of een arbeidsongeschiktheidsverzekering is er dan onvoldoende. Omdat dat (nog) niet verplicht is, besparen zzp’ers daar vaak als eerste op.
2. Te lage tarieven is een probleem voor de zzp’er
In sommige sectoren worden zelfstandigen nog altijd ingehuurd voor tarieven die te laag zijn. Kom je uit loondienst en kreeg je toen €22 per uur en nu als zzp’er €32? Dan lijkt dat winst, maar dat is schijn. Werkgevers besparen: geen werkgeverslasten, pensioenafdracht of loondoorbetaling bij ziekte. De winst ligt bij het bedrijf, de risico’s bij de zelfstandige.
In de praktijk blijft het netto-inkomen in bepaalde sectoren onder het minimumloon. En ja, de freelanceondernemer is zelf verantwoordelijk voor tarieven. Maar als werken niet altijd loont en afhankelijk is van de sector waar je in werkt gaat geld sparen niet. En wie weinig overhoudt, bouwt geen buffer op, spaart niet voor pensioen en stelt een arbeidsongeschiktheidsverzekering uit. Veel zelfstandigen zagen hun reserves door corona bovendien al slinken.
3. Waarom de markt dit niet zelf oplost
Inmiddels ligt het wetsvoorstel VBAR bij de Tweede Kamer, waarin schijnzelfstandigheid strenger wordt getoetst. Tegelijk blijft het advies van de Commissie Borstlap, met een minimum inkomensbescherming (zodat werken altijd loont) liggen. De markt corrigeert zichzelf niet. Opdrachtgevers (alle partijen die een dienst of personeel nodig hebben) hebben belang bij lage tarieven. Het vrijwillige pad “de sector lost het zelf wel op” blijkt vooral te leiden tot eindeloos overleg en rapporten, maar nog niet tot echte verbetering.
Het doet mij denken aan de opwarming van de aarde: ook daar werd lang gedacht dat de markt het zou oplossen. Dat bedrijven vanzelf zouden verduurzamen als de vraag er maar was. Er wordt vooral nog steeds veel gepraat, terwijl bedrijven megawinsten boeken en de uitstoot te hard blijft stijgen (en spijt dat we over 50 jaar hebben!).
Partijen die geen belang hebben bij veranderingen zullen altijd (alleen) blijven praten (tot ze een ons wegen).
In 2020 bracht de Commissie Borstlap een duidelijk rapport uit over de toekomst van werk: “In wat voor land willen wij werken?”. De boodschap: het Nederlandse arbeidsstelsel is uit balans. Werknemers, flexwerkers en zzp’ers opereren onder totaal verschillende regels.
Voor zelfstandigen pleitte de commissie voor vier ingrepen:
1 – Een minimuminkomensbescherming, zodat werken altijd loont.
2 – Een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering.
3 – Afbouw van fiscale voordelen, zoals de zelfstandigenaftrek.
4 – Betere handhaving op schijnzelfstandigheid.
Jammer dat de Rijksoverheid niet is begonnen bij punt 1. Aandacht aan punt 2, 3 en 4 is er volop. Maar juist voor punt 1 “Een minimuminkomensbescherming, zodat werken altijd loont” is geen aandacht. Werken loont in een aantal sectoren nog steeds niet. De Commissie Borstlap stelde in 2020 dat er een minimum-inkomensbescherming moet komen zodat werken altijd loont. Heeft punt 1 zich vertaald naar een bedrag voor rechtsvermoeden?
Helaas werkt een dergelijk vast bedrag niet als inkomensbescherming richting zzp’ers uit zeer diverse sectoren. Ga maar na: er zijn best veel zzp beroepen die resulteren bij fulltime werk tussen de 700 en 1000 uur declarabel per jaar. Ga je die afrekenen op basis van 37 euro dan kom je, na afdrachten, uit op een maandbedrag ver onder het minimumloon. Veel partijen zijn heel blij dat zelfstandigen zo flexibel ingezet kunnen worden, maar dat kan wel gevolgen hebben voor declarabele uren.
Een one size fits all benadering werkt alleen in sectoren waar de cijfers gelijk zijn als in de berekening:

De correctie voor niet declarabele uren is voor een aantal sectoren ondermaats. Ben je zelf zzp’er en wil je een gezond uurtarief berekenen, rekening houdend met vakantiedagen, uitval en flexibiliteit, dan kan dat hier: interactieve ZZP uurtarief calculator voor elk freelance beroep.
4. Sectorale minimumtarieven bestaan al lang
Voor werknemers bestaat het wettelijk minimumloon al sinds 1969, juist om te garanderen dat werken loont. Daarnaast bestaan er in vrijwel elke sector cao’s waarin werkgevers en werknemers afspraken maken over minimumlonen, vergoedingen en werktijden. Die systematiek laat zien dat het goed mogelijk is om op sectorniveau eerlijke ondergrenzen vast te stellen. Alleen vallen zelfstandigen nog buiten die bescherming.
Minimumtarieven zijn, om te beginnen, vast niet in elke sector nodig. Maar er zijn sectoren waar werken nu niet altijd zorg voor een inkomen waar je van kan leven. De meest duurzame manier om werk altijd te laten lonen is het invoeren van sectorale minimumtarieven. En dan vooral in specifieke sectoren waar bedrijfskosten en declarabele uren behoorlijk anders zijn dan in de VBAR uurtarief berekening.
In de VBAR wordt gesproken over een zogenoemd rechtsvermoeden: wie als zelfstandige minder verdient dan een bepaald bedrag, wordt vermoed in loondienst te zijn. Het rechtsvermoeden is een civielrechtelijk vangnet. De werkende zelf kan zich er bij de rechter op beroepen, waarna de bewijslast verschuift naar de opdrachtgever. Een prima signaal maar het zorgt er niet voor dat werken altijd loont.
Daarvoor is méér nodig. Een minimumbedrag heeft pas betekenis als het daadwerkelijk leidt tot een minimaal leefbaar inkomen. Of dat lukt, hangt nu te sterk af van de sector waarin je werkt. De oplossing is om per sector te bepalen wat een realistisch tarief is, op basis van:
1 – het gemiddelde aantal declarabele uren per jaar binnen een sector
2 – de gemiddelde bedrijfskosten in die sector
Door ook voor zelfstandigen sectorale minimumtarieven te introduceren, sluit het stelsel beter aan op de bestaande praktijk: één arbeidsmarkt met basisvoorwaarden voor iedereen die eraan deelneemt. Om ook zelfstandigen bescherming te bieden, moet je kijken naar de markt waarin zij opereren. Je ziet tegenwoordig dat er veel vergelijkingen worden gemaakt tussen cao-lonen en freelance-tarieven. Vanuit een cao-loon berekent men dan hoe hoog een freelance-tarief zou moeten zijn. Maar als je niet goed kijkt naar de specifieke markt waarin een freelancer zich bevindt, kunnen de uitkomsten krom zijn.
Cijfers over declarabele uren zijn vast nog niet volledig. Maar als een commerciële partij als Knab via haar Tarievenboekje al een goed beeld weet te schetsen, dan zou het voor de Rijksoverheid geen probleem hoeven zijn om hier structureel naar te kijken.
5. Minimuminkomensbescherming voor een eerlijk zzp-schap
Als we willen dat alle zelfstandigen verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun eigen vangnet, dan moeten de randvoorwaarden daarvoor ook kloppen. Dat begint bij toereikende tarieven: pas als je voldoende verdient, kun je sparen, investeren en je verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid.
Ik denk niet dat minimumtarieven zorgen dat die tarieven de standaard worden. Dat doet het ook niet bij beroepen in loondienst. Minimumtarieven kunnen een bodem leggen waarboven echte zelfstandigheid kan bestaan. Het is geen bedreiging voor ondernemerschap. Want tarieven bereken je als zzp’ers echt zelf. Maar in bepaalde sectoren zijn nu tarieven die niet resulteren in een omzet waar je van kan leven. Dan is een minimumtarief een duidelijke ondergrens. Net als dat er voor mensen in loondienst een ondergrens is. Op die manier kunnen alle zzp’ers in alle sectoren bijdragen aan sociale zekerheid en de continuïteit van hun onderneming waarborgen.
Een verpleger, arts, filmmaker, timmerman, marketeer, fotograaf, docent of hovenier dragen allemaal bij aan onze economie. Ik vind dat goede zelfstandigen die hun vak verstaan, ongeacht de sector, ook echt moeten kunnen rondkomen. Want wie goed werk levert, hoort niet structureel onder het bestaansminimum te leven.
Mijn tip: Rijksoverheid ga aan de slag en kijk naar sectoren waar zzp’ers voor te lage tarieven werken. Neem de gemiddelde declarabele uren en bedrijfskosten mee en ga dan een minimumtarief bepalen voor die sectoren. Laat zzp’ers niet werken voor bedragen die lager liggen. Overweeg om zzp’ers als beloning toegang te geven tot sociale voorzieningen. Dan heb je gelijk een goede stok achter de deur.
Wie is Wilmar Dik?

Dit artikel is een opinie van mij, beroepsfotograaf Wilmar Dik uit Den Haag. Inmiddels ben ik meer dan 16 jaar beroepsfotograaf en de laatste jaren ook cameraman. Ook schrijf ik over fotografie en ondernemen en zet ik mij in voor de belangen van fotografen en de belangen van freelancers in het algemeen. Bij de NVJ ben ik Vertegenwoordiger beleidsteam Werkvoorwaarden namens ledengroep NVF/Beeldmakers. Namens DuPho praat ik mee bij Platform Fotografie, een onderdeel van fairPACCT, een programma van Platform Arbeidsmarkt Culturele en Creatieve Toekomst (Platform ACCT).
Dit artikel mag (alleen in overleg met mij) worden overgenomen.


Reclamebeeld.nl info@reclamebeeld.nl 06-51520360
Van der Duynstraat 143

